|
- ????-???? Brouwerij 'De Roode Leeuw'
- ????-1944 Brouwerij 'De Stad Sluis'
(Bron: 'Een praatje bij een praatje', A.M.J. Dhoore)
Rond 1862 werd brouwerij De Roode Leeuw nieuw leven ingeblazen. De brouwerij, die reeds aan het eind van de 18e eeuw functioneerde,
werd tussen 1815 en 1819 stilgelegd. Na de hereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1815 tot het Verenigd Koninkrijk
werden de West-Zeeuws-Vlaamse bierbrouwers in eigen regio geconfronteerd met de aanvoer van bier uit Vlaanderen. Prijs en kwaliteit
van het Vlaamse bier waren van dien aard dat alle West-Zeeuws-Vlaamse brouwerijen, op de Klaver in Oostburg na, zich voor 1819
gedwongen zagen hun poorten te sluiten. Begin jaren 60 van de 19e eeuw besloot Henri Iserbijt de brouwerij aan de Hoogstraat opnieuw
op te starten. Kennelijk waren de vooruitzichten goed want ook elders in het gewest werd omstreeks die tijd de productie van bier
opnieuw ter hand genomen. Na het opstarten floreerden de brouwerij.
Voor 1900 werd de naam gewijzigd van Brouwerij 'De Roode Leeuw' naar Brouwerij 'Stad Sluis'. De brouwerij was gevestigd aan een deel
van de Hoogstraat dat na de Tweede Wereldoorlog verdwenen is.
In de jaren 30 van de 20ste eeuw leverde stoombierbrouwerij De Stad Sluis, aldus F. Dusarduijn (stiefbroer van brouwer Iserbijt), een
speciale kwaliteit bier. Een kwaliteit die men nergens anders aantrof. Met enige trots wees hij erop dat in de studieboeken die voor
de Tweede Wereldoorlog aan de Gentse brouwerijschool werden gebruikt, het water uit de Damse vaart (het kanaal Sluis-Brugge) ten
zeerste werd aanbevolen voor het brouwen van bier. "En wij gebruikten dat water". De productie van De Stad Sluis bedroeg in die periode
60 brouwsels van elk 50 hectoliter per jaar. Het bier werd in die dagen verkocht in eikenhouten vaten van ongeveer 40, 80 en 150 liter
tegen respectievelijk tweeenhalve, vijf en negen gulden per vat. Het kleinste formaat vond gretig aftrek onder de burgerij. Men sloeg
er een zwik in voor de luchttoevoer en via een houten kraan die men zelf moest aanbrengen, kon men thuis een pintje tappen.
Als grondstoffen werden naast het water van de Damse vaart, gerst en hop gebruikt. De hop werd vanuit Aalst aangevoerd. Er werd louter
gerstebier gebrouwen, maar wel in twee kwaliteiten: een soort voor direct gebruik en een soort dat door een tijd in het vat te zijn
opgeslagen steeds lekkerder werd. De laatste kwaliteit kon uitsluitend op basis van wintergerst gebrouwen worden. De herbergiers
sloegen van deze bijzondere kwaliteit bier een voorraad in die zij de brouwer, volgens de heer Dusarduijn, naar gelang de verkoop
betaalden. Bovendien kreeg de herbergier die 100 vaten per jaar wist te verkopen, het honderste vat gratis.
Afval als zodanig produceerde De Stad Sluis niet. Het draf dat vrijkwam bij het mouten werd door de boeren uit de omgeving opgehaald
en aangewend als veevoer. Overigens hoefde men geen suiker meer toe te voegen aan de melk van de koeien die de draf te eten hadden
gekregen. Ook het biergist was gewild, zowel bij de bakkers als in de gezondheidszorg. Dokter Brand, die later professor zou worden in
Utrecht, schreef mensen die last van zweren en uitslag hadden, biergist voor; af te halen bij de brouwerij. Na enkele dagen het
biergist gebruikt te hebben was men meestal van zijn kwaal verlost.
Tijdens de bevrijding in 1944 werden de Sluise brouwerijen grotendeels verwoest. De Stad Sluis werd na de Tweede Wereldoorlog
herbouwd. Voorzien van deels nieuwe ketels, fusten en ander materiaal was de brouwerij klaar voor een herstart. Toch is de productie
van het vermaarde Sluise bier niet meer van de grond gekomen. Enerzijds werd dit veroorzaakt door de ziekte van de toenmalige brouwer,
Henri Iserbijt. Anderzijds werd om aan de vraag naar bier na de bevrijding te kunnen voldoen, tijdelijk bier ingekocht en verdeeld
van een grote Nederlandse brouwerij, die eenmaal naamsbekendheid gekregen, zijn prodcuten in de regio bleef afzetten. Bovendien
bestond er onder de toenmalige consument een toenemende vraag naar de grote bekende merken, hetgeen de afzet van de regionale
ambachtelijke brouwerijen niet ten goede kwam. Vrijwel alle kleine brouwerijen zagen zich dan ook spoedig gedwongen hun productie
te staken.
In 1957 nam A.M.J. Dhoore De Stad Sluis over om er een drankenhandel te vestigen. De inventaris van de brouwerij werd van de hand
gedaan, zodat de hierdoor ontstane ruimte benut kon worden voor de opslag van het steeds breder wordende assortiment dranken.
Voor het gestaag groeiende bedrijf werd de aan- en afvoer van producten in de smalle Vrijstraat na verloop van tijd een steeds
groter probleem. Omstreeks 1970 kon met de eigenaar van de voormalige schoenenfabriek Nabco een accoord bereikt worden over de
aankoop van een zo goed als nieuw gebouw aan de Sint-Annastraat.
In de Middelburgse Courant van 16 november 1891: Verkooping van een Bierbrouwerij te Sluis. De Notaris K.F. Koksma te Sluis zal op Vrijdag 27 November 1891, des middags te 12 uren precies, in het “Brouwerskoffiehuis” te Sluis, ten verzoeke van den heer A.D. Iserbijt-Fonteijn, brouwer aldaar, in het openbaar verkopen: Een hecht en sterk woonhuis, bevattende vele kamers en groote kelders, met erf, grooten tuin en eene in 1887 gestichte nieuwe bierbrouwerij, staande en gelegen te Sluis, aan de Kapellestraat, kadastraal bekend sectie A no. 1270, groot 11 Aren, 27 Centiaren, met daarbij behoorende Ketels, Kuipen, Cilinder, Koelbakken, Vaatwerk en verdere Brouwersmaterialen. Met Januari 1892 aan het gebruik te komen. Betaling der koopsom voor 1 Januari 1892. De verkooper is, desgevraagd, genegen gedurende eenigen tijd onderricht te geven het door hem uitgeoefende brouwersvak. Zegt het voort.
In de Breskensche Courant van 27 april 1907: Aan de bierbrouwerij "Stad Sluis" is door den heer Dusarduijn eene Isobarometrische biertapinrichting toegevoegd. De inrichting die van alle gemakken voorzien is, is geheel overeenkomstig de laatste eischen van den tijd. De daarin geplaatste machine tot het vervaardigen van het bier en het vullen der flesschen is zoo keurig ingericht, dat het ieders aandacht trekt en het wel der moeite waard is een bezoek daaraan te brengen. Het bier is prachtig helder en voldoet volkomen aan den smaak. |
(Bron: PZC, 16 maart 1979) |
|